10 Januari blijft een speciale dag, de dag waarop mijn moeder 's morgens aan mijn vader vroeg of hij ons, de kinderen, wilde bellen, want ze voelde dat ze die dag zou sterven!
Mijn moeder is in januari 2002, na een ziekteperiode van 10 jaar, overleden aan de gevolgen van chronisch myeloïde leukemie. De zogenaamde wonderpillen (Glivec) kwamen er uiteindelijk wel, maar voor haar toch te laat en ze bleken zelfs puur vergif.
De pillen werkten zo goed dat niet alleen bijna alle leukocyten (witte bloedcellen) verdwenen, maar
ook alle plaatjes en erytrocyten (rode bloedcellen. Tot het laatst toe bleef ze echter hoop houden
dat ze misschien nog beter kon worden, mede omdat ook haar arts de moed
nog niet opgaf en er een sprankje hoop was dat haar lichaam
weer zelf nieuwe cellen zou kunnen gaan aanmaken. Vooral de laatste weken waren echt een
lijdensweg voor haar. De dag na Kerst 2001 is ze opgenomen in het ziekenhuis, omdat
ze inwendige bloedingen had. Die vrijdag hadden mijn moeder en vader een
gesprek met de arts, waar mijn vader huilend vandaan kwam. Het is
over, zei hij...
Ze mocht de hele dag door bezoek van ons en er werd een bed
bijgezet. Wij (broer en zussen) dachten toen dat het inderdaad over was en dat het
niet lang meer zou duren. Omdat we veel vrij hadden deze weken, konden we
er vaak zijn. Mijn moeder vond al het gehang rond haar bed maar vreemd:
"ik ga nog niet dood hoor", zei ze op een gegeven moment tegen mijn
vader. "Wat zijn de kinderen hier toch veel". We begrepen dat we ons bezoek
iets moesten beperken. Wel kon ze niet meer alleen zijn. Ze was zo afgezwakt, ook al omdat ze
al maanden haast niets gegeten had, behalve af en toe wat pap. En dan de ernstige
bloedarmoede. We bleven dus om de beurt bij haar. 's Nachts was mijn vader er.
We hebben nog geprobeerd om hem af te lossen, maar dat ging niet. Ze
was 's nachts angstig en wilde graag dat pa bij haar was. Alleen de eerste nachten
hebben een zus en ik bij haar geslapen. Mijn vader raakte zo langzaam aan
uitgeput, maar kon en wilde het haar niet aan doen om weg te blijven. Als wij er overdag
waren ging hij een paar uurtjes naar huis, maar veel slapen deed hij niet.
Er waren de nodige misverstanden. Zoals ik al zei,
bleef de arts optimistisch tegenover mijn moeder en ons. We hadden toch soms het gevoel
dat het weer beter zou kunnen gaan. De arts wist natuurlijk zelf ook niet
wat er zou kunnen gebeuren, daar was Glivec te nieuw voor. Hij vertelde ruim een week na
het stoppen met de medicijnen, dat de nieuwe aanmaak van cellen nog steeds
geblokkeerd werd. De bloedplaatjes die ze kreeg werden meteen afgebroken. Maar er
zat nog een kansje in...
Enfin, zo sukkelden we de dagen door. Mijn moeder kreeg
infuus, prednison, morfine, vers bloed, zuurstof en een catheter met pompje om vocht af te
drijven. In een week tijd hield ze 14 kilo vocht vast. We moesten haar nachthemden open knippen
bij de mouwen. Ook van haar mond en tong had ze vreselijk veel
last, schimmel bleek uiteindelijk. Na de juiste medicijnen daarvoor, ging het iets beter. Ze kon zich
nauwelijks bewegen en heeft uiteindelijk 16 dagen in één houding gelegen. Alles ging
natuurlijk zeer doen. Ook kon ze alleen nog maar fluisteren.
Ze had een aantal jaren geleden een euthanasie verklaring
aangevraagd en uiteindelijk vroeg ze aan mijn vader om die papieren. Haar arts wilde
die ook hebben en zei dat hij bereid was om het te doen, als het moment daar
was. Eerst wilde hij echter al het mogelijke proberen, want daar was hij arts voor. Mijn moeder en wij waren het daar allemaal mee eens, want zo'n
besluit neem je niet lichtvaardig, maar als je dan je moeder zo ziet
lijden...terwijl ze altijd gezegd had, ik wil geen lijdensweg. Ze bleef echter
sterk tot het laatst toe!
Als je met de dood voor ogen staat, is je overlevingsdrang
kennelijk toch heel groot. Wel had ze al een paar keer aangegeven dat ze het niet meer zag zitten:
"Ik ben op, ik kan niet meer". Was het een verzoek om hulp? Je weet niet meer
wat je moet en kunt doen.
Donderdagmorgen 10 januari vroeg ze mijn vader of hij ons
allemaal wilde bellen, want ze voelde dat ze die dag zou sterven. Toen ik om 9.30 uur in het ziekenhuis kwam, zat de dokter aan haar bed. Hij zei dat er inderdaad geen hoop meer was, maar dat
er voor de euthanasie nog een tweede dokter nodig was. Die zou rond zes uur pas
kunnen komen. Tot die tijd zou ze geen verhoging van de morfine krijgen, omdat ze
helder moest blijven voor het gesprek met die dokter. De euthanasie werd gepland op drie
uur de volgende dag. Hij vertelde er wel bij dat hij hoopte dat het niet nodig
zou zijn, omdat ze door de verhoogde dosis morfine die ze zou krijgen vanzelf weg zou kunnen
glijden. Dat hoopten we allemaal!
Gelukkig kwam die andere dokter al om twaalf uur. Hij was
het helemaal met haar eigen arts eens. Toen die arts met haar en even later met ons had
gesproken, werd de dosis morfine verhoogd. Ze bleef echter helder en aanspreekbaar tot ze
rond 17.00 uur in slaap gleed.
Een aantal mensen van wie ze nog afscheid wilde nemen, vroeg
ze via mijn vader om te komen. Die zijn ook allemaal geweest.
Wij hebben daarna met z'n allen (vader, broer en drie
zussen) rond haar bed gezeten en het was behalve heel verdrietig, toch nog genoeglijk als het ware. Mijn vader vertelde over vroeger, ook over zijn eigen jeugd, en we hoorden zelfs
dingen die hij ons nog nooit verteld had over zijn verleden. Dat had met de oorlog te maken. Hij had zich daar
altijd voor geschaamd, maar mijn moeder heeft altijd pal achter hem gestaan. Het
werd daardoor een hele vreemde avond, maar toch mooie avond. Een avond om nooit te vergeten! Af en toe keken we naar mijn
moeder die het steeds moeilijker kreeg met haar ademhaling. We hoopten
allemaal voor haar dat het niet lang meer zou duren.
Tegen 23.00 uur zaten mijn vader en ik naast haar, de
anderen waren even weg. We merkten
dat ze onrustig werd en hielden haar vast. Ineens keek
ze mijn vader nog even aan, leek het,
en toen stokte haar ademhaling voorgoed. We zeiden dat we veel van haar hielden en dat we hoopten dat ze nu eindelijk rust vond...